Met drie verschillende btw-tarieven is het soms lastig schipperen voor ondernemers.

Zoals bekend zijn er drie btw-tarieven: 21 procent, 6 procent en btw-vrijgesteld (er is ook nog het 0%-tarief, maar het voert te ver om daar op in te gaan).

Onlangs stond de exploitant van een recreatiepark voor de rechter, omdat zij voor al haar diensten het lage tarief in rekening wilde brengen.

Fietsverhuur

Nu geldt voor recreatieparken, speeltuinen en dergelijke het lage btw-tarief van 6 procent. Maar de recreatie-ondernemer wilde ook voor inkomsten uit het verhuren van fietsen het lage tarief hanteren. Deze fietsen worden voornamelijk buiten het pretpark gebruikt.

De Belastingdienst was het niet met dit voornemen eens. Het lage tarief geldt volgens de website van de Belastingdienst alleen voor het ‘verlenen toegang tot attractieparken, speel- en siertuinen en dergelijke’. Het verhuren van fietsen valt daar niet onder, vond ook de rechter. Het oprekken van de definitie van ‘verlenen van toegang tot’, zoals de ondernemer suggereerde, vond de rechtbank niet aan de orde.

Sporten

De ondernemer deed vervolgens een beroep op het feit dat dagrecreatie en recreatieve sportbeoefening veel gemeen hebben en voorzien in dezelfde consumentenbehoeften. De meeste diensten op het gebied van sportactiviteiten worden belast tegen het lage btw-tarief.

De Belastingdienst bracht hier tegenin dat als mensen naar een attractiepark gaan, ze niet van plan zijn te gaan sporten en omgekeerd. Ook hier haalde de ondernemer bakzeil. De fietsenverhuur moet worden belast met 21 procent btw.

Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl